Het bordeelverbod werd 25 jaar geleden opgeheven, maar sekswerkers worden nog altijd uitgebuit

Het is dit najaar 25 jaar geleden dat het bordeelverbod werd opgeheven en prostitutie in Nederland volledig legaal werd. Maar de idealen van toen zijn niet verwezenlijkt. En zelfs de discussie over misstanden in de seksindustrie is verstomd. Wat te doen?

Het was 2009 toen ik me begon te verdiepen in mensenhandel in de seksindustrie, een onderwerp dat me vervolgens niet meer zou loslaten. Een jaar eerder had de politie een rapport uitgebracht over de mensenhandelbende van Saban Baran, die miljoenen had verdiend aan de grootschalige uitbuiting van vrouwen in de prostitutie, vooral op de Amsterdamse Wallen. Dat rapport deed veel stof opwaaien: mensenhandel, de officiële term voor uitbuiting, in de seksindustrie stond sindsdien meer in de belangstelling. Ik wilde als journalist over dit fenomeen schrijven en bij wijze van vooronderzoek deed ik vrijwilligerswerk bij een opvang voor slachtoffers van mensenhandel in Amsterdam.

De verhalen die ik daar hoorde, vielen niet mee. Een Oegandese vrouw vertelde dat ze in een kamertje in een privéhuis was opgesloten, zonder eten en drinken. Tot ze brak. Daarna moest ze seks hebben met mannen. Haar uitbuiters filmden alles en dreigden dat op internet te zetten.

Er was ook een vrouw uit Nigeria die, omdat ze geen condoom had mogen gebruiken van haar uitbuiters, zwanger was geraakt en aids had opgelopen. Een andere Oegandese vrouw was uitgebuit in een bordeel waar ze ook aan bondage deden. Het ergste daar, vertelde ze me, was de zweep.

De verhalen van de slachtoffers brachten mij in verwarring; ik dacht namelijk dat prostitutie in Nederland goed was geregeld.

Hooggespannen verwachtingen

In 2000 was het bordeelverbod opgeheven. Dat werd, ook door mij, gezien als een revolutionaire maatregel om misstanden aan te pakken. Nederland was het eerste land ter wereld waar prostitutie volledig legaal was. Voortaan was het houden van een bordeel toegestaan – prostitutie was dat al – mits de exploitant een vergunning had en zich aan bepaalde regels hield. Hij mocht bijvoorbeeld geen minderjarigen, geen vrouwen zonder verblijfsvergunning en geen slachtoffers van dwang in zijn bordeel tewerkstellen. De politie ging daarop controleren.

De verwachtingen waren hooggespannen: de positie van sekswerkers zou verbeteren en misstanden zouden verdwijnen. Sekswerk zou een normaal beroep worden, uitgeoefend door mondige zzp’ers in een veilige omgeving. Maar in die opvang zag ik, nog geen tien jaar na de invoering van het nieuwe beleid, dat het de uitgebuite vrouwen weinig had opgeleverd. Bovendien vertelden verschillende officieren van justitie mij dat uitbuiting in de seksindustrie in de jaren na de opheffing van het bordeelverbod alleen maar was toegenomen.

Nu, 25 jaar na de invoering van de wet, is prostitutie nog steeds geen normaal beroep. Mensen die er hun geld mee verdienen, hebben nog altijd niet dezelfde arbeidsrechten als mensen in andere beroepsgroepen en zijn niet veilig. Bovendien is mensenhandel in de prostitutie nog immer een ernstig probleem. Het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum schat het aantal slachtoffers in Nederland op tweeduizend per jaar.

Een normaal beroep

Wat is er misgegaan met het ooit als vooruitstrevend beschouwde Nederlandse prostitutiebeleid? Ik vraag het aan drie mensen die hierin een rol speelden: Winnie Sorgdrager, die het wetsvoorstel destijds als minister van Justitie indiende; Raymond Venema, die als politieman de wet moest uitvoeren; en Cyrelda Sedney, die in de prostitutie zat toen het bordeelverbod werd afgeschaft.

‘Het idee achter het wetsvoorstel was een schone, veilige prostitutiebranche te creëren’, herinnert Winnie Sorgdrager zich. ‘Door sekswerk helemaal legaal te maken, dachten we dat het een normaal beroep kon worden dat sekswerkers op een veilige manier konden uitoefenen. Maar de werkelijkheid bleek weerbarstiger. Helemaal normaal wordt het nooit, realiseer ik me nu. Hoe graag je dat ook zou willen.’

Terugblikkend zegt ze: ‘We waren te idealistisch. We wilden de wereld van de vrijwillige prostitutie scheiden van de wereld van de gedwongen prostitutie. Maar die werelden kun je niet scheiden. We hebben onze doelen, hoe mooi ook, niet bereikt.’

Niet goed ingericht

‘Simpel gezegd: de invoering van dit beleid was voor veel vrouwen heel vervelend’, zegt Cyrelda Sedney. Zij zat tien jaar in de prostitutie toen de nieuwe wet van kracht werd. Ze verdiende indertijd haar geld in een Amsterdams privéhuis. Volgens haar faalde het beleid al vanaf dag één, omdat het niet was ingericht op wat de vrouwen nodig hadden.

‘We moesten ons als bedrijf bij de Kamer van Koophandel inschrijven en belastingaangifte doen. Veel vrouwen deden dat niet, omdat ze niet wilden dat bekend werd dat ze in de prostitutie zaten. Dus verdwenen ze in de illegaliteit’, zegt ze.

Ze vertelt dat er louche types opdoken die daarop inspeelden. ‘Die zeiden: ik heb wel een plek waar je kunt werken. Door de wet ging een hele groep vrouwen naar een minder veilige omgeving.’

Volgens Sedney werden de arbeidsomstandigheden voor de vrouwen die in de legale sector bleven ook niet beter. ‘We gingen minder verdienen, omdat er belasting van onze verdiensten af ging, maar we kregen er niets voor terug; het werk werd niet veiliger. En als je je eigen escortbedrijfje wilde gaan runnen, was er nog steeds geen bank waarbij je een rekening kon openen. Terwijl je wel wit werkte. Ik heb er nooit de voordelen van ingezien. Ook voor die vrouwen die door hun pooiers bij de club werden afgeleverd, veranderde er niets.’

Ondoenlijk

Die laatste groep vormde de focus van oud-politieman Raymond Venema. Hij ging in het voorjaar van 2001 aan de slag bij het Amsterdamse prostitutieteam om controles uit te voeren bij bordelen in het Wallengebied. Hij was indertijd optimistisch. ‘Die nieuwe wet gaf ons de tools om in die bordelen te kijken of er misstanden waren. Daar konden we prima mee aan de slag, dachten we.’

Hij vertelt dat hij veel signalen van uitbuiting zag en die doorgaf aan zijn collega’s van de opsporing. Maar het bleek ondoenlijk om achter al die signalen aan te gaan. ‘Ze konden het niet aan. En dan heeft een volgende controle weinig zin, omdat je niet kunt doorpakken. Bij de invoering van die wet hadden ze het anders moeten aanpakken: eerst zorgen dat je de recherche op sterkte hebt en goede opvang voor uitgebuite vrouwen regelen, en dan tegen de prostitutieteams zeggen: jongens, ga nu maar los, want we kunnen het aan.’

Ondertussen zag hij op de Wallen dingen ingrijpend veranderen. Er arriveerden Oost-Europese bendes die Oost-Europese vrouwen uitbuitten. Er zaten steeds minder Nederlandse vrouwen achter de ramen. ‘Telkens wanneer een Oost-Europees land zich aansloot bij de EU, zagen wij pooierbendes met vrouwen arriveren’, herinnert hij zich.

Het opengaan van de grenzen speelde een belangrijke rol bij de toestroom van die bendes. Maar Venema denkt dat het feit dat prostitutie in Nederland legaal was, ook een aanzuigende werking had. ‘Voor die pooiers was het handig. Als je een vrouw in een bordeel met een vergunning zet, dan weet je: die zit binnen, dat is geregeld, daar hoef ik me niet druk om te maken. Als je iemand op een illegale plek zet, moet je er toch elke keer naar omkijken.’

Groot manco

Ondertussen werd volgens Venema het toezicht op de seksbranche steeds minder. Hij vertelt hoe begin 2012 Amsterdamse gemeenteambtenaren de bordeelcontroles begonnen over te nemen. ‘De politie vond dat die controles eigenlijk de taak van de gemeente waren, want de politie houdt zich bezig met opsporing. Het gevolg was wel dat er minder signalen van mensenhandel binnenkwamen. Wij hadden als politie 24 uur per dag, zeven dagen per week ogen en oren in het gebied. Dat hadden die ambtenaren niet, dus er gingen veel signalen aan hen voorbij.’

Het grote manco van het beleid was dat de controles alleen waren gericht op de legale prostitutie. Maar er was ook een groeiende illegale prostitutiewereld. Venema: ‘We hadden onze handen vol aan het controleren van de legale prostitutie, want er waren toen veel meer raambordelen dan nu. Ondertussen is de illegale sector de afgelopen vijftien jaar juist enorm toegenomen. Maar op die ontwikkeling was het beleid niet ingericht.’

Verstomd debat

Niet alleen zijn de doelen van de legalisering niet bereikt, ook het debat rond misstanden in de seksindustrie is langzaamaan verstomd. Als er al een discussie is, dan gaat het over vrijwillige sekswerkers, die nog steeds moeilijk een bankrekening, hypotheek of arbeidsongeschiktheidsverzekering kunnen afsluiten of geen vergunning kunnen krijgen als ze voor zichzelf willen beginnen.

Veel minder aandacht is er voor het geweld dat deze mensen meemaken – terwijl volgens een onderzoek van belangenorganisatie Proud uit 2018 de grote meerderheid met fysiek en verbaal geweld wordt geconfronteerd. Grensoverschrijdend gedrag en geweld tegen vrouwen in het algemeen staan tegenwoordig volop in de belangstelling, maar het geweld tegen sekswerkers komt in het maatschappelijk debat nauwelijks aan de orde.

Voor femicide is op dit moment veel aandacht en volgens hoogleraar veiligheid en interventies Marieke Liem van de Universiteit Leiden lopen vrouwen in de prostitutie verreweg het meeste risico. Ze maken ruim 8,5 keer zoveel kans slachtoffer te worden van dodelijk geweld, maar daarover hoor je weinig in de femicidediscussie.

Verslapte aandacht

Ook de aandacht voor slachtoffers van mensenhandel in de prostitutie is verslapt. Ondanks de jarenlange toename van het aantal meldingen daalt het aantal opsporingsonderzoeken naar seksuele uitbuiting, in 2024 zelfs met bijna 30 procent ten opzichte van 2023. Nationaal Rapporteur Mensenhandel Conny Rijken noemt dat een ‘zorgelijke ontwikkeling’.

Bij mensenhandel gaat het steeds vaker over andere vormen van uitbuiting, met name over criminele uitbuiting (het dwingen van mensen tot strafbare feiten) en arbeidsuitbuiting.

Volgens Venema zijn er de afgelopen jaren nieuwe fenomenen opgedoken die de aandacht van politie en justitie opeisten. ‘De prioritering lijkt van mensenhandel in de prostitutie af te zijn. Het klinkt hard om het zo te zeggen, maar er zijn andere onderwerpen die beter scoren. Een terroristische aanslag heeft meer impact op de samenleving dan een vrouw die wordt uitgebuit in de prostitutie.’

Sedney signaleert vanuit haar huidige werk als ervaringsdeskundige bij een hulpverleningsorganisatie voor sekswerkers ook dat er steeds minder aandacht voor dwang in de prostitutie is. ‘Terwijl ik het idee heb dat het nu juist erg heftig is. Op het station van de provinciestad waar ik woon, hangen probleemjongeren rond en worden meisjes, van wie sommige duidelijk minderjarig, geworven voor prostitutie. Ik had eerst alleen mijn vermoedens, maar die werden bevestigd door een pastor die actief is onder deze jongeren. Ik heb geen bewijs dat deze meisjes worden gedwongen, maar het kan niet anders dan dat hier sprake is van ten minste zware manipulatie.’

Politiek

Ook in de politiek hoor je weinig meer over misstanden in de seksindustrie. De ChristenUnie bleef, bij monde van het inmiddels vertrokken Kamerlid Gert-Jan Segers, het langst aandacht vragen voor het probleem. Op zijn initiatief nam de Tweede Kamer in 2020 een wetsvoorstel aan dat het kopen van seks strafbaar stelt als je redelijkerwijs kunt vermoeden dat er sprake is van mensenhandel. Maar sinds de ChristenUnie niet meer in de regering zit, is het stil geworden rondom dit onderwerp.

De Tweede Kamer heeft afgelopen zomer wel een wetsvoorstel aangenomen dat de aanpak van mensenhandel in het algemeen moet verbeteren. Maar tijdens de achtergrondgesprekken die ik voor dit artikel voerde met twee officieren van justitie, vertelden zij dat zij zich zorgen maken. In de nieuwe wet zijn ook andere vormen van uitbuiting opgenomen, zoals uitbuiting bij draagmoederschap, illegale adoptie en gedwongen huwelijken. Ook valt ‘ernstige benadeling’ binnenkort onder het strafrecht. Het scala aan strafbare feiten is dus verbreed, en hoe belangrijk dat ook is: de aandacht voor mensenhandel in de seksindustrie zal er volgens hen onder lijden als recent erkende vormen van uitbuiting ook aandacht opeisen.

Blijven proberen

Wat moet er gebeuren, nu de Nederlandse wetgeving heeft gefaald? ‘De vraag is: moet je het terugdraaien?’, zegt Winnie Sorgdrager. ‘Was het daarvoor beter? Ik denk het niet.’

Zij bracht in 2022 op verzoek van de gemeente Utrecht een rapport uit over de manier waarop het verder moet met de prostitutie in die stad. Ze stelde daarin voor om op basis van het huidige beleid te blijven proberen dingen te verbeteren. ‘Dankzij die wet kunnen gemeenten die dat echt willen op het gebied van werkplekken best wat regelen voor sekswerkers’, zegt ze. ‘Probeer voor mensen die het vrijwillig doen bijvoorbeeld kleine eenheden te creëren, waar ze met elkaar zitten en waar ze elkaar in de gaten houden. Hooguit tien ramen en dan inpandig, zodat de buurt het niet hoeft mee te maken. De gemeente Utrecht is voorzichtig bezig dit soort kleine eenheden te creëren, ik denk dat we daarnaartoe moeten.’

Maar zelfs dit soort kleinschalige werkplekken, waar vrouwen elkaar in de gaten houden, kunnen niet garanderen dat er nooit uitbuiting in het spel is. De sekswerker die zogenaamd een oogje op haar collega’s houdt, kan een pooier blijken te zijn.

‘Er is geen definitieve oplossing’, concludeert Sorgdrager. ‘Misschien moet je dat gewoon erkennen. Maar wellicht kun je een paar stukjes van het probleem oplossen. Ik denk dat je het gewoon moet blijven proberen.’

Ze erkent dat alleen de meest mondige groep sekswerkers bediend is met dit soort werkplekken: degenen die in de legale prostitutie willen werken. Maar wat regel je bijvoorbeeld voor Latijns-Amerikaanse vrouwen in de illegale sector, die ontzettend kwetsbaar zijn omdat ze vanwege ernstige armoede geen andere manier zien om te overleven? Het aantal meldingen van Latijns-Amerikaanse slachtoffers van mensenhandel is de afgelopen tijd gestegen.

Goede uitstapprogramma’s

Sedney is niet onder de indruk van het voorstel van Sorgdrager. ‘Raamprostitutie maakt sekswerkers tot barbiepoppen in cadeauverpakking. Dat moet je vrouwen niet meer aandoen. Het is niet meer van deze tijd.’

Volgens haar is het tijd om datgene te doen wat indertijd achterwege is gebleven: werk maken van echt goede uitstapprogramma’s. ‘Die wet is indertijd bedacht zodat vrouwen wit konden werken. Verder ging alles gewoon door zoals het altijd was gegaan. Er is nooit bij stilgestaan dat het ook voor vrouwen die er zelf voor hebben gekozen zelden een positieve keuze is. Ik was zo’n vrouw die er zelf voor koos. Toen ik 17 was en van huis wegliep vanwege misbruik en huiselijk geweld, bood het bordeel me inkomsten én huisvesting. Uiteindelijk zat ik, net als veel andere vrouwen die zelf voor de prostitutie hebben gekozen, vast in een patroon waarvan ik dacht dat ik er niet uit kon. Omdat ik geen netwerk had en geen plek waar ik voor advies terechtkon. Ik was helemaal op mezelf aangewezen.’

De Nederlandse overheid trekt sinds 2017 wel structureel geld uit voor een landelijk dekkend netwerk van uitstapprogramma’s. Tegenwoordig is dat 6 miljoen euro per jaar. Maar uit evaluaties blijkt dat de resultaten van bestaande programma’s vaak tegenvallen. Uitstappen is een complex proces waarbij veel komt kijken, zoals een opleiding, werk en woonruimte.

‘Soms is de eerste stap simpelweg traumabehandeling en kun je niet eens verder kijken dan dat’, zegt Sedney. ‘Daarom is het tijd voor serieuze uitstapprogramma’s die echt perspectief bieden. Ik geef je een voorbeeld: vrouwen die hun ervaring willen gebruiken om andere vrouwen te helpen, wordt het niet makkelijk gemaakt. Veel opleidingen voor ervaringsdeskundigen zijn van een hoog niveau en ook nog eens duur, wat niet erg bemoedigend werkt. De overheid zou werk moeten maken van meer trainingen en opleidingsmogelijkheden, zodat sekswerkers écht een keuze kunnen maken.’

Bron: Volkskrant.nl