Eerst decriminalisering, nu een arbeidswet: sekswerkers in België lijken hun strijd te hebben gewonnen. Maar volgens belangenorganisaties zoeken Belgische gemeenten naar manieren om sekswerk tóch te beperken. ‘Een belasting van duizenden euro’s: is dat voor de publieke rust?’
Amsterdamse sekswerkers zijn ‘best jaloers’ op hun Belgische collega’s, lieten zij in december al weten. Die maand had België een wereldprimeur met een arbeidswet voor sekswerkers: met het ingaan van de wet krijgen sekswerkers die onder een baas werken dezelfde arbeidsrechten als andere werknemers – of zelfs méér.
Sekswerkers krijgen een degelijk contract met alle sociale zekerheden, zoals een pensioen, ziektedagen en een werkloosheidsuitkering. Ook krijgen ze de wettelijke vrijheid om klanten of bepaalde handelingen te weigeren, voorwaarden te stellen aan hun klanten, en een seksuele handeling op elk moment stop te zetten.
Die arbeidswet ontstond niet uit het niets: België is al jaren koploper als het gaat om de rechtspositie van sekswerkers. In 2022 was België ook het eerste Europese land dat sekswerk volledig decriminaliseerde. Nederland is nog niet zo ver. Hier moet nog altijd aan voorwaarden worden voldaan, zoals het hebben van een vergunde werkplek, voordat sekswerk níét als criminele activiteit wordt gezien.
Over de gevolgen van de Belgische arbeidswet valt zo snel nog niets te zeggen, maar drie jaar na dato heeft de decriminalisering wél een tastbare impact gehad, zegt Daan Bauwens van Utsopi, de landelijke vereniging van sekswerkers.
Vóór 2022 was het aanbieden van seksuele diensten of hiervoor betalen niet verboden in België, maar het beleid stelde wel de ondersteuning van alle derde partijen strafbaar. Denk aan verhuurders, bankiers, advocaten, chauffeurs en vooral ook werkgevers, waardoor het vrijwel onmogelijk was om op legale wijze onder in loondienst te werken.
Hierdoor dachten sekswerkers wel twee keer na voordat ze bij hulpdiensten – van de politie tot maatschappelijk hulpverleners – aanklopten. Uit angst voor vervolging van de mensen in hun omgeving, en uit schaamte voor hun beroep.
Uit de taboesfeer gehaald
Sinds 2022 zijn die angst en schaamte zichtbaar afgenomen, zegt Bauwens. “Dat is misschien wel de grootste waarde van decriminalisering, de toegenomen trots onder sekswerkers. Het is uit de taboesfeer gehaald, het is bespreekbaar geworden. We horen van sekswerkers dat ze merken dat er in het maatschappelijk veld iets is veranderd. Als ze nu bij het ziekenfonds of bij een vakbond aankloppen voor hulp, worden ze gewoon geholpen zoals ieder ander, ze hoeven niets te verbergen. Daardoor zijn ze ook sneller geneigd om hulp in te schakelen als dat nodig is.”
Toch blijft het hard werken, zegt Els Traets van Violett, een medisch en sociaal steunpunt voor Vlaamse sekswerkers. “Sekswerk is wel uit de grijze zone gehaald met de decriminalisering, het is bespreekbaar geworden, maar vervolgens heb je een enorme mentaliteitswijziging nodig bij allerlei actoren, van banken tot de politie. Dat zal tijd en ondersteuning kosten.”
De arbeidswet is een ‘noodzakelijke tweede stap’ in de decriminalisering van sekswerk, zegt Bauwens. Met deze wet is er ‘geen legale discriminatie meer tussen sekswerkers of mensen die een andere activiteit uitvoeren’. Sterker nog, sekswerkers hebben door deze wet bepaalde rechten die werknemers in andere sectoren níét hebben.
“Het is namelijk niet zoals ander werk. We willen bijvoorbeeld nooit iemand verplichten om sekswerk te blijven doen tegen hun wil. Daarom hebben sekswerkers het recht gekregen om ook een werkloosheidsuitkering te ontvangen als ze zelf besluiten te stoppen.”
Compleet nieuwe realiteit voor gemeenten
Maar de strijd is nog niet volledig gestreden. Op dit moment houdt Utsopi zich veel bezig met lokale regelgeving, zegt Bauwens. “We zien nu namelijk dat burgemeesters zich heel wat permitteren om te zorgen dat sekswerk niet op hun turf plaatsvindt.”
Denk aan vergaande eisen qua minimale oppervlakte van werkruimtes of een zware prostitutietaks die tot wel 12.000 euro per kamer kan oplopen. “In de gemeente Brussel-stad is het ongeveer 3300 euro per jaar én geldt een totaalverbod op het aanbieden van seksuele diensten op straat. Luik heeft het verplicht om je in te schrijven als zelfstandige.”
Volgens Traets van Violett is het voor gemeenten vooral nog ‘een zoektocht’ in hoe ze de nieuwe wet in de praktijk moeten brengen. “Uitbating is natuurlijk heel lang verboden geweest, dus hebben veel gemeenten hun eigen gedoogbeleid opgesteld waarbij zij de voorwaarden konden bepalen waaronder sekswerk nog werd toegelaten. Nu moeten ze in een compleet andere realiteit werken.”
Dat geldt vooral voor grotere gemeenten als Antwerpen. Andere steden hadden voorheen juist helemaal geen regels rondom sekswerk, en zijn pas in de laatste 2,5 jaar begonnen met het opstellen ervan.
Verschil met Amsterdam
In principe mogen burgemeesters van de nationale wet alleen sekswerk reguleren zolang er een juridische grond bestaat, namelijk in het belang van de openbare rust of openbare zeden.
Maar volgens Utsopi ontbreekt die grond vaak. “Een belasting van duizenden euro’s: is dat voor de publieke rust? Of een totaalverbod op sekswerk aanbieden op straat? Dat vinden wij disproportioneel. Het doel van de landelijke regels is juist dat je géén blokkades meer opwerpt voor sekswerk, want die blokkades zorgen alleen maar dat het onder de radar verdwijnt, waar er meer kans is op uitbuiting.”
Amsterdamse sekswerkers verklaren het succes van de Belgische beweging deels door een politiek en cultureel verschil: confessionele partijen hebben minder invloed in België. Ook missen sekswerkers in Nederland een officiële landelijke belangenbehartiger, zoals Utsopi in België is.
Volgens Bauwens van Utsopi was het ook een kwestie van geluk. “Maar we werken ook heel hard natuurlijk. Ook is het belangrijk dat deze strijd wordt geleid door sekswerkers zelf en hun vertegenwoordigers – en daarvoor moet je intern sterk staan. Een van meest beproefde antisekswerktechnieken is om te zeggen dat wij spreken voor de ‘happy few’. Dus het is onze taak om te zorgen dat élke sekswerker vertegenwoordigd is.”
Bron: Parool.nl